Hoogbegaafde kinderen verschillen van hun klasgenoten. Ze leren anders, omdat ze anders naar leerstof kijken. Het is voor hoogbegaafde en begaafde kinderen van groot belang dat het onderwijs goed aansluit. Gebeurt dat niet? Dan is de kans op onderpresteren groot.
Kinderen die niet genoeg worden geprikkeld, zullen zich onzeker en onrustig gaan voelen.
Hoe herken je hoogbegaafdheid bij je kind? En hoe kan het onderwijs daarop inspelen?
Slimme kinderen
Kinderen ontwikkelen zich op meerdere fronten: op motorisch, emotioneel, sociaal en cognitief gebied. Motorisch houdt in dat kinderen zich beter kunnen bewegen, emotioneel betekent de wijze waarop kinderen reageren en omgaan met gebeurtenissen, sociaal gaat over de omgang met de ander en cognitief houdt het leren in.
Bij een goede ontwikkeling gaat de ontwikkeling van deze vier fronten tegelijk op.
De school speelt een grote rol bij deze ontwikkeling.
Slimme kinderen denken verder na. Ze twijfelen soms zelfs aan de lesstof op school en daarmee aan zichzelf. Vragen als “Is het echt zo simpel? Of ben ik dom en zie ik het niet?” stellen deze kinderen zichzelf letterlijk af.
Als leerkrachten en ouders niet tegemoet komen aan deze kinderen, kunnen ze zich terugtrekken in zichzelf of juist brutaal gedrag vertonen. Voor hun zelfbeeld en hun sociaal-emotionele ontwikkeling is dit niet goed.
De “gemiddelde leerling”
Leerkrachten op basisschool hebben een mooie, maar ook heel uitdagende taak. Want in één klas van 25 kinderen zitten diverse niveaus. Geen kind is hetzelfde. De leerkracht moet zowel leerlingen op vmbo-niveau als op gymnasiumniveau begeleiden.
Om dat leren in goede banen te leiden, gaan basisscholen uit van een gemiddelde leerling. Op deze gemiddelde leerling wordt de lesstof afgestemd.
De gemiddelde leerling heeft de volgende kenmerken:
Een IQ van ongeveer 95;
Een verwachte uitstroom op VMBO-niveau (TL).
Natuurlijk zijn er in een klas weinig precies “gemiddelde” leerlingen en differentiëren scholen. Vaak wordt er extra aandacht geschonken aan leerlingen die uitvallen en minder snel aan leerlingen die meer uitdaging nodig hebben.
Hoogbegaafdheid herkennen
Vermoed jij hoogbegaafdheid? Hoogbegaafdheid is te signaleren aan de hand van enkele eigenschappen. Let wel: het aanwezig zijn van deze eigenschappen wil niet per definitie betekenen dat een leerling hoogbegaafd is. Ook is het niet zo dat álle eigenschappen aanwezig moeten zijn.
- Hoge intelligentie (een IQ hoger dan 130)
- Al op vroege leeftijd een voorsprong in de ontwikkeling
- Blinkt uit op meerdere gebieden
- Heeft een grote woordenschat
- Heeft een bijzonder gevoel voor humor
- Een goed geheugen
- Leert makkelijk en snel
- Heeft een hoge concentratie
- Kan problemen snel en makkelijk analyseren
- Legt snel verbanden
- Heeft leidinggevende kwaliteiten
- Maakt snel een denksprong (is snel van begrip)
- Heeft een voorkeur voor de omgang met oudere kinderen
- Is zelfstandig
- Heeft doorzettingsvermogen
- Heeft een voorkeur voor abstractie
- Is origineel en creatief
- Heeft een brede interesse of juist een heel specifieke interesse
- Heeft veel energie
- Is erg gemotiveerd
- Heeft neiging tot perfectionisme
Hoe leert een hoogbegaafd kind?
Hoogbegaafde kinderen leren op hun eigen manier. Daarom hebben ze er ook zo’n moeite mee als een leerkracht hen één vaste methode voorschrijft. Er zijn immers meer wegen die naar Rome leiden.
Denken
Hoogbegaafde leerlingen denken anders. Ze zijn sneller, hebben geen behoefte aan instructie, oefening en herhaling. Hun geheugen is snel, ze zijn geconcentreerd en maken snel een gedachtesprong (ze kunnen heel snel schakelen en associëren). Het creatieve denken zie je ook veel terug bij deze kinderen. Filosofie is een vak dat de meeste slimme kinderen aan zal spreken, want ze denken graag na over het denken.
Informatie verwerken
Slimme leerlingen nemen graag heel veel kennis tot zich, die ze dan verwerken. In het onderwijs werkt het juist andersom, omdat kinderen dan niet overspoeld worden met informatie. Voor slimme kinderen kan dit geestdodend zijn. Ze zoeken liever zelf hun weg in de brij van informatie. Zo zien ze snel het verschil tussen hoofd- en bijzaken, zijn ze visueel ingesteld en kunnen ze goed omgaan met grafieken, schema’s en tabellen.
Leren
Leerlingen die hoogbegaafd zijn hoeven niet per sé alles los aangereikt te krijgen. Liever leren ze door met veel tegelijk bezig te zijn.
Omdat ze gewend zijn om bewust te denken, hebben de meeste hoogbegaafde leerlingen moeite met automatiseren. Ze hebben een hekel aan herhaling, zoals bij tafels en woordrijtjes het geval is. Door op spelenderwijs te herhalen (met educatieve software) kan dit ondervangen worden.
Het leren zelf is voor deze kinderen geen probleem. Ze kunnen zich lang concentreren.
Gedrag
Deze slimme kinderen zijn kritisch ingesteld en gaan discussies aan, bijvoorbeeld over regels en voorschriften. Dit is niet brutaal bedoeld. Ook voelen deze leerlingen zich zeer autonoom en willen ze hun eigen stempel kunnen drukken op hun eigen leren.
Aangepast lesaanbod
Hoogbegaafdheid valt vaak pas op late leeftijd op. In de eerste jaren passen deze leerlingen zich aan hun omgeving aan.
Het kan soms ook lijken alsof deze kinderen juist niet goed mee kunnen komen, omdat ze zitten te dagdromen en in hun eigen wereldje lijken te zitten.
Het is dus belangrijk om een aangepast lesaanbod te regelen voor deze kinderen, waarmee ze hun eigen leren kunnen vormgeven. Hierbij moeten ze wel begeleid worden. Het lesprogramma moet worden afgestemd op de leerbehoeften van het kind.
Als ouder kun je in gesprek met de intern begeleider van de school. Wanneer je geluk hebt, beschikt de school van jouw kind over een expert hoogbegaafdheid. Dat zijn leerkrachten of intern begeleiders die een extra opleiding hebben gedaan om hoogbegaafdheid te signaleren en coördineren.
Onderpresteren
Kinderen die hoogbegaafd zijn willen er graag bij horen. Ze willen niet opvallen en passen zich daarom aan. Om die reden kunnen ze gaan onderpresteren. Zeker als een leerkracht hun intelligentie niet ziet als hoogbegaafdheid loopt een kind het risico om achter te gaan lopen.
Er is een verschil in relatieve en absolute onderpresteerders.
Een absolute onderpresteerder presteert niet alleen onder zijn eigen niveau, maar ook onder het groepsniveau. Van hem of haar zou een leerkracht kunnen denken dat hij of zij niet goed mee kan komen.
Relatieve onderpresteerders presteren wel boven het groepsgemiddelde (of net erop), maar dus onder hun eigen niveau. Ze worden niet genoeg uitgedaagd.
Signalen van onderpresteren zijn onder meer:
- Selectief enthousiasme
- Wisselende prestaties, waarbij er heel hoge prestaties kunnen zijn (kinderen hebben het dus duidelijk wel in zich)
- In vrije tijd veel kennis en informatie verzamelen
- Veel fantasie
- Een goede algemene kennis
- Mondeling sterker dan schriftelijk
- Functioneert in de groep heel anders dan 1 op 1
- Ongewone interesses
- Snel afgeleid
- Is bang om te mislukken (faalangstig)
- Heeft weinig zelfvertrouwen en geen goed zelfbeeld
- Neemt geen verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag en legt de schuld buiten zichzelf
- Heeft weinig discipline
- Geen doorzettingsvermogen
- Een hekel aan routine en automatiseren
- Verzet zich tegen autoriteiten
- Houd niet van groepsactiviteiten en werkt liever alleen
- Werkt slordig
- Doet geen moeite voor een goed resultaat (want het heeft toch geen zin)
Passend onderwijs bieden aan hoogbegaafde leerlingen
Vermoed jij hoogbegaafdheid bij je kind? Is er hoogbegaafdheid vastgesteld? Dan is het goed om de volgende zaken met de leerkracht te bespreken.
Over de lesstof
De meeste lesstof is niet toereikend voor hoogbegaafde leerlingen. Het is goed om je vast te houden aan de basis, zodat deze kinderen wel meekrijgen wat ze moeten leren. Maar zorg dat er snel over gegaan kan worden op uitdaging. Voor alle vakken is op het groepsniveau uitdaging beschikbaar. Een kind hoeft dus niet een hele klas over te slaan of in de eigen groep te rekenen op een hoger niveau, als de leerkracht dit goed organiseert.
Over de leerling zelf
Hoogbegaafde leerlingen zijn gewoon kinderen. Die willen gezien en gewaardeerd worden. Ze hebben geen behoefte aan een uitzonderingspositie. Het is belangrijk om ze dus ook niet zo te behandelen.
Investeer bij deze leerling vooral in sociaal-emotioneel gebied, door samenwerken te stimuleren.
Over het leerproces
Het gewone leerproces voor “de gemiddelde leerling” gaat voor de hoogbegaafde kinderen niet op. Het is dus belangrijk om van tevoren afspraken te maken over wat er geleerd moet worden, welke verantwoordelijkheid er ligt en welke verwachtingen er zijn. Spreek met deze kinderen ook een tijd af en een beoordeling. Ze geven zo invulling aan hun eigen leerproces, maar staan nog wel onder controle.
Conclusie
Een hoogbegaafd kind signaleren kan een lastige taak zijn, ook tot discussie leiden. Maar wie er goed naar kijkt, kan deze kinderen helpen. Een leerkracht of intern begeleider op school kan veel betekenen voor hoogbegaafde leerlingen. Als ouder is het belangrijk om te investeren in die ontwikkeling. Ga in gesprek met experts op het gebied, binnen en buiten de school. Maar vergeet niet om naar het kind te kijken, want daar gaat het allemaal om.